Sanne Bruinier, een vergeten kunstenares in het Parijs van het fin-de-siècle

    Door
  • Klara Laboux

Pieter, Hélène et Sanne au Club de tennis, ongedateerd, particuliere collectie. Sanne Bruinier zit links van de centrale stoel.

Tijdens haar bachelor Kunstgeschiedenis aan de KU Leuven deed Klara Laboux onderzoek naar kunstenares Sanne Bruinier (1875-1951). Net voor het afronden van haar bachelorpaper ontdekte ze samen met haar professor bij een nazaat van de enige zus van Sanne Bruinier een koffer vol onbekende door Bruinier geschreven brieven. Deze brieven vormen nu één van de belangrijkste bronnen voor het vervolgonderzoek dat Klara Laboux momenteel doet voor haar masterproef. Na de eerste bestudering door Laboux is het archief van honderden brieven overgebracht naar het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. In deze RKD Story vertelt zij over haar onderzoek naar de kunstenares.

Spot op jonge onderzoeker

Het verhaal van een vergeten kunstenares

Tot nog toe werd aan Sanne Bruinier weinig aandacht besteed. Niettemin publiceerden Andreas Burnier en Caroline van Tuyll van Serooskerken reeds in 1993 een selectie van haar brieven, met als titel Sanne Bruinier. En al die onaangenaamheden omdat je geen man bent. Brieven van een jonge schilderes rond 1900.1Dat er recent opnieuw belangstelling voor haar is ontstaan blijkt uit het biografisch artikel ‘“Vreemd is alles gelopen in die jaren...”. Sanne Bruinier: een onbekend dagboek uit Parijs, Florence, Warschau en Dornach’, dat Jan Paul Hinrichs in maart 2023 voor het Nederlands literair tijdschrift De Parelduiker schreef.2 Op basis van deze twee bronnen, en met de focus op Bruiniers Parijse periode (1899-1901) schreef ik in 2022-2023 mijn bachelorpaper aan de KU Leuven.3 In deze scriptie groepeerde en analyseerde ik voor het eerst alle informatie over haar leven als jonge kunstenares in de grootstad. Dankzij de hulp van nabestaanden van Sanne Bruinier, in het bijzonder de heer Marius Engelbrecht, achterkleinzoon van Hélène Droogleever-Fortuyn-Bruinier (1873-1959, de enige zus van Sanne Bruinier), was het mogelijk om in contact te komen met mevrouw Astrid Doorman, Bruiniers kleinnicht. Doorman woont in Parijs en bewaarde daar bronnenmateriaal, dat ze ter beschikking stelde. Het gaat om honderden ongepubliceerde brieven en andere voorbeelden van Bruiniers uitzonderlijke artistieke activiteit. Ze geven op een gedetailleerde wijze inzicht in haar persoonlijkheid en artistieke netwerk. Deze informatie is bijgevolg niet alleen relevant voor Bruinier maar geeft ook een beeld van de unieke Parijse leefwereld waarin jonge vrouwelijke kunstenaars een weg zochten om zich artistiek te ontplooien.

Pieter, Hélène et Sanne au Club de tennis, ongedateerd, particuliere collectie. Sanne Bruinier zit links van de centrale stoel.
1. ‘Pieter, Hélène et Sanne au Club de tennis’, ongedateerd, particuliere collectie. Sanne Bruinier zit links van de centrale stoel.

Biografische introductie

Jeanne Marie ‘Sanne’ Bruinier (ook bekend als Jean) groeide op in Den Haag. In april 1899 trok ze, net als Paula Modersohn-Becker (1876-1907) en talrijke andere vrouwelijke kunstenaars, naar Parijs. Deze stad gold toen als middelpunt van de artistieke wereld, waar ook vrouwen de kans kregen om zich in te schrijven aan één van de talrijke particuliere kunstacademies. Bruinier was echter een uitzondering op de regel, gezien zij als jonge vrouw zonder chaperonne lessen volgde aan – onder andere – de Académie Colarossi en de Académie de la Grande Chaumière, maar ook op haar eentje Parijse musea en de Wereldtentoonstelling bezocht. Dit was enkel mogelijk door haar ‘zigeunerachtige’ opvoeding, en het feit dat haar ouders haar kunstenaarsambitie ondersteunden.4 Bovendien zou de toekomstige Rotterdamse burgemeester Pieter Droogleever Fortuyn, Bruiniers schoonbroer, haar van de nodige financiële middelen voorzien. Bruinier bleef slechts circa anderhalf jaar in Parijs en reisde later door naar Florence (1901-?), Polen (1903-?) en Dornach (1914-?) om haar artistieke talent verder te ontwikkelen. 

 Sanne Bruinier, Meisje met strohalm, 1913, waterverf op papier, particulier collectie
2. Sanne Bruinier, Meisje met strohalm, 1913, waterverf op papier, particulier collectie

Vergetelheid

Er kunnen verschillende verklaringen worden gegeven voor het feit dat Bruinier relatief onbekend is gebleven. Ten eerste was het maken van kunst voor haar geen zaak van broodwinning, maar louter een uiting van haar passie. Bijgevolg verkocht ze nauwelijks werk. Ten tweede verloor ze een groot deel van haar oeuvre in verschillende branden, zoals die van 1922 in het Goetheanum in Dornach te Zwitserland en die van het archief van de Académie Colarossi. Als er al aan Bruinier gerefereerd werd, was dit met haar achternaam of enkel met haar initialen. Daardoor is er meermaals ten onrechte vanuit gegaan dat het een mannelijke kunstenaar betrof. 
Toch is het opmerkelijk dat er nog geen diepgaand onderzoek uitgevoerd is naar haar positie binnen de Parijse kunstscène in het fin-de-siècle. Vooral omdat er vandaag de dag een hernieuwde aandacht bestaat voor vrouwelijke kunstenaars dit tot nu toe in de marge van de kunstgeschiedenis zijn achtergebleven. Bovendien blijven Bruiniers feministische standpunten brandend actueel. Mijn bachelor- en masterthesis gaan over een gekaderde periode binnen een groter project om Sanne Bruinier uit de vergetelheid te halen. Hiervoor dook ik allerlei Parijse en Haagse archieven in, om zo haar doen-en-laten te reconstrueren. Deze missie bleek weerbarstiger te zijn dan ik had vermoed. Dankzij de hulp van haar familie ben ik echter tot nu toe onbekende brieven op het spoor gekomen.5 Bijgevolg ligt de focus van mijn masterproef op dit nieuw ontdekte materiaal, in samenhang met haar dagboeken die ook in 2023 werden herontdekt in de Bibliotheek van de Antroposofische Vereniging in Den Haag.6

De koffer met brieven van Sanne Bruiner, collectie RKD
3. De koffer met brieven van Sanne Bruiner, collectie RKD.

Artistiek netwerk

De brieven, die Sanne Bruinier zorgvuldig bijhield, bieden een kijk in haar artistieke netwerk gaande van haar ontmoeting met Odilon Redon, haar gespannen relatie met Johan Thorn Prikker, tot haar vriendschap met Kees van Dongen. De Parijse academies waar ze les volgde bevorderden niet alleen haar artistiek talent, maar waren ook dé plekken bij uitstek om contact te leggen met toekomstige pioniers binnen de moderne kunst zoals de befaamde Paula Modersohn-Becker en Clara Westhoff (1878-1954). Evengoed leerde ze er haar zielsverwante Jadwiga Maria Kazimiera Markowska (1877-1952) en Antonina Dunin-Sulgostowska (1870-1940) kennen. Kazimiera Markowska introduceerde haar bij een vriendenkring van Poolse artiesten, intellectuelen en literairen.

‘Tante Sanne Bruinier avec petite nièce (Veronica)’, ongedateerd, particuliere collectie. Veronica is de kleindochter van Hélène Droogleever-Fortuyn-Bruinier.
4. ‘Tante Sanne Bruinier avec petite nièce (Veronica)’, ongedateerd, particuliere collectie. Veronica is de kleindochter van Hélène Droogleever-Fortuyn-Bruinier.

Zelfstandig en feministisch

Daarnaast verlenen zowel de reeds gepubliceerde als nieuw opgedoken brieven inzicht in de psychologie en persoonlijkheid van Sanne Bruinier. Ze schrijft op een heel openhartige en levendige wijze. We vermoeden dat ze zal hebben geschreven zoals ze zal hebben gesproken: snel, vurig en met veel gedachtesprongen. Uit de brieven kan worden afgeleid dat Sanne Bruinier een bohèmeachtige, maar ook een zeer zelfstandige en feministisch ingestelde persoon was, wegvluchtend van het maatschappelijk ideaal van de vrouw en de bourgeois levensstijl. Het huwelijk omschreef ze immers als ‘een zwakke keuze’. Tegelijk stond ze ook negatief tegenover het beeld van de fin-de-siècle decadente vrouw. Ze wilde haar leven kunnen leiden op een zoals door haar beschreven ‘zigeunerachtige’ wijze,7 zonder al te veel verantwoordelijkheden. In haar brieven uit haar Parijse periode sprak ze van het genoegen dat ze ervoer bij haar eerste ‘bokkensprongen’ in het zelfstandige leven. 
In Parijs had Bruinier het niet breed, en in haar brieven beschreef ze hoe zij en haar vrienden op straat werden nagekeken omwille van hun ‘shabby’ voorkomen. Ze gaf niet om luxe en ging uiterst zuinig om met haar budget. Dat stoorde haar niet: integendeel, ze voelde zich kennelijk omringd door mensen van hetzelfde slag, die liever investeerden in hun intellectuele groei dan in het uiterlijk.8 Uit haar correspondentie uit 1897 kan worden opgemaakt dat Bruinier ook een nuchtere en eigenzinnige persoonlijkheid had. Ze wilde dat mensen bij haar zichzelf konden zijn en zich nonchalant konden gedragen. Burnier en van Tuyll van Serooskerken voegden hieraan toe dat Bruinier zich ‘in haar keuzes en beslissingen liet […] leiden door een sterke wil en zeer heftige emoties, in plaats van door angst of door de verwachtingen van anderen’.9 Gedurende haar Parijse periode werd ze niettemin melancholischer, wat haar ook onzekerder maakte. Vanuit een feministisch perspectief bekommerde ze zich namelijk om het lot van vrouwen, stelde hun ongelijke behandeling vast en ontwikkelde ze een angst voor het huwelijk. Ze kon niet vatten dat een vriendschap tussen man en vrouw kennelijk niet kon bestaan zonder onlosmakelijk verbonden te zijn met het huwelijksleven. Die ontgoocheling was het grootst in haar vriendschap met Johan Thorn Prikker. Zijn huwelijksaanzoeken en ultimatums maakten haar onrustig en deden haar twijfelen over haar keuzes. Zij wilde met hem op gelijke voet kunnen staan, zich kunnen focussen op de kunst, en vooral blijven ‘dazen’.10 Met dazen verwees ze niet naar een ‘luie’ en onproductieve periode, zoals aan het begin van haar verblijf in Parijs waarover ze met schaamte schreef, maar naar ongeremd op verkenning gaan. Ondanks haar ‘shabby’11voorkomen, wilde ze niet ‘ontaarden’,12 was ze georganiseerd en trachtte ze het decadente Parijs te mijden. Zo liet ze bij aankomst in de lichtstad uitschijnen dat het uitgaansleven niet voor haar was weggelegd. Later zou ze terugkomen op deze gedisciplineerde levensstijl, toen haar Poolse vriendengroep haar voorzichtig tot het Parijse nachtleven introduceerde, met bijvoorbeeld een bezoek aan het bal du Moulin de la Galette. Ze was geïntrigeerd door ‘de zonderlingste types’ die men daar aantrof, naar wat zich afspeelde achter de façade van Parijs.13 Ze voelde zich echter niet welkom in deze wereld, en was ervan overtuigd dat haar kledij aan iedereen duidelijk maakte dat ze er niet thuishoorde. Veel liever bracht ze de nacht door met haar vertrouwde vriendenkring in huiselijke setting, om dan gezamenlijk door Parijs te wandelen.

Invloed van Parijs op haar oeuvre

Hoewel Bruinier aanvankelijk naar Parijs trok om zich artistiek te ontplooien, vond ze haar opleiding, net als de Franse kunst in het algemeen, erg teleurstellend. Ze was kritisch tegenover de resultaten van haar medestudenten, zowel man als vrouw, maar kon evenzeer haar eigen werk afkraken ondanks de positieve recensies van haar mentoren. Uit haar brieven blijkt dat vooral de contacten met vooraanstaande artiesten haar artistiek hebben gestimuleerd. Zo zette Redon haar aan tot het etsen, en stimuleerde Markowska haar om te boetseren. Op die manier trachtte ze zich als kunstenaar te ontwikkelen in een context waarin slechts een beperkte opleiding voor vrouwen mogelijk was in privé-academies. Ze kwam ook tot het inzicht dat ze meer talent had voor het tekenen dan voor het boetseren.

Conclusie

Uit mijn voorgaand onderzoek van de reeds gepubliceerde brieven voor mijn bachelor scriptie, en mijn beginnende masteronderzoek van de recent ontdekte brieven en dagboeken, komt een unieke kunstenaarspersoonlijkheid naar voren. Een aantal reeds bekende brieven die Bruinier in Parijs schreef werden slechts gedeeltelijk gepubliceerd en konden worden aangevuld met de brieven die in Parijs werden bewaard en nu zijn ondergebracht bij het RKD. Deze nieuwe informatie in samenhang met de recent herontdekte dagboeken laten toe om haar innerlijk leven bloot te leggen. Haar brieven getuigen ook van de dagelijkse artistieke praktijk van jonge vrouwen in het Parijs van rond 1900. Bovendien verwijst ze in haar brieven en dagboeken naar contemporaine kunstenaars zoals Paula Modersohn-Becker, en bezorgt ze unieke informatie over hun karakter en leefwereld. 

Klara Laboux

Klara Laboux

Auteur

Klara Laboux is masterstudente kunstwetenschappen aan de KU Leuven waar ze momenteel haar masterthesis over de fin-de-siècle kunstenares Sanne Bruinier afrondt. Momenteel co-cureert ze de tentoonstelling De la difficulté d’être femme peintre in het Charliermuseum te Brussel.


1 A. Burnier en C. van Tuyll van Serooskerken, Sanne Bruinier. En al die onaangenaamheden omdat je geen man bent. Brieven van een jonge schilderes rond 1900, Amsterdam 1993.
2 J.P. Hinrichs, ‘“Vreemd is alles gelopen in die jaren...”. Sanne Bruinier: een onbekend dagboek uit Parijs, Florence, Warschau en Dornach’, De Parelduiker, 28 (2023), no. 1, pp. 33-42.
3 K. Laboux, 'De Nederlandse kunstenares Sanne Bruinier in Parijs (1899-1901): haar unieke briefwisseling als bron', ongepubliceerde bachelorscriptie, KU Leuven, 2023.
4 Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 12.
5 De brieven bevinden zich in de collectie van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis: https://rkd.nl/collections/1079
6 Den Haag, Bibliotheek van de Antroposofische Vereniging, Sanne Bruinier Dagboeken 1898-1921. 
7 De termen ‘zigeuners’ en ‘zigeuneren’ werden meerdere malen dor Bruinier gebruikt in haar brieven, zie: Burnier & Tuyll van Serooskerken 1993, pp. 12-13, 69, 80, 82, 87 en 96.
8 Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 96. 
9 Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 16. 
10 Sanne Bruinier aan haar zus Hélène Bruinier, 24 oktober 1901; Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 159.
11 Sanne Bruinier, Parijs, aan haar zus Hélène Bruinier, begin juni 1900; Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 106.
12 Sanne Bruinier, Parijs, ontvanger niet geciteerd, begin 1900: Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 16. 
13 Sanne Bruinier aan haar zus Hélène Bruinier, begin juni 1900; Burnier & Van Tuyll van Serooskerken 1993, p. 105.