Een nieuwe blik op het Huis Driemond-ensemble
In de Bayerische Staatsgemäldesammlungen in München bevinden zich vier monumentale schilderijen afkomstig uit Huis Driemond, nabij Weesp, die één ensemble vormen. De schilderijen tonen portretten van de kinderen van Adolf Visscher (1644-1701) en Anna Maria Pelt (1645/1646-1673), en dier-en jachtmotieven. Binnen de reeks vallen twee doeken bijzonder op: Portret van drie kinderen van Adolf Visscher en Anna Maria Pelt in een landschap met jachtbuit, vanwege de hoge kwaliteit van de kinderportretten, en Landschap met vogels, Huis Driemond in de achtergrond, doordat het huis zelf wordt afgebeeld (afb. 1 en 2). Tijdens een stage bij het RKD onderzocht Fee van de Ven door wie en wanneer de schilderijen zijn gemaakt, voor welke ruimte in Huis Driemond ze bestemd waren en hoe ze daar gehangen hebben.
Huis DriemondVoetnoot1
Huis Driemond werd rond 1642 gebouwd door Gerbrand Anslo (1612-1643) op de plek waar de riviertjes Gein en Gaasp samenkomen, ten oosten van Weesp.Voetnoot2 Philips Vinckboons (II) (1607/1608-1678) maakte de ontwerptekeningen en begeleidde de bouw. Een paar jaar na Anslo’s overlijden werd de buitenplaats gekocht door twee broers uit de familie Pelt, waarna Huis Driemond in 1668 in handen kwam van Anna Maria Pelt en haar echtgenoot, de Amsterdamse suikerbakker, assuradeur en reder Adolf Visscher. Het is aannemelijk dat Huis Driemond fungeerde als buitenhuis, aangezien Visscher en Pelt ook een stadswoning aan het Rokin in Amsterdam bezaten. Na het overlijden van Adolf Visscher werd het huis in 1702 verkocht aan Cornelis van Laer (1651-1721), waarbij een boedelinventaris werd opgemaakt. Het huis wisselde daarna nog enkele keren van eigenaar en werd uiteindelijk in de tweede helft van de negentiende eeuw gesloopt.
Van het huis is één plattegrond bekend, die niet gedateerd is, maar in 1648 werd gepubliceerd.Voetnoot3 De plattegrond toont een symmetrische, classicistisch georiënteerde opzet. Daarbij leidde vanuit het voorhuis een centrale gang naar de achterzaal, die gedeeltelijk buiten het bouwblok stak (afb. 3). Op de begane grond bevonden zich aan weerszijden van deze as spiegelbeeldige kamers. Op de bovenverdieping waren vier ruime slaapkamers, een klein vertrek en een ‘bovenzaal’. Het onderhuis was het domein van het personeel, terwijl de begane grond en de bovenverdieping zowel dagelijkse bewoning als ontvangst van gasten faciliteerden.Voetnoot4 De inventaris uit 1702 vermeldt meer dan vijftig schilderijen, waaronder stukken van Melchior d’Hondecoeter (1635-1695), Pieter de Hooch (1629-1679) en Emanuel de Witte (1617-1692).Voetnoot5 Met vier ‘chassinets’ van D’Hondecoeter werd wellicht het Huis Driemond-ensemble aangeduid. Deze werken hingen in de zijkamer en werden samen met enkele ‘zolderstukken’ getaxeerd op 800 gulden.Voetnoot6 Met deze ‘zolderstukken’ werden vermoedelijk plafonddecoraties bedoeld; het is onbekend of deze later verloren zijn gegaan. Volgens Ottenheym waren de zijkamers op de begane grond ingericht als privévertrekken, maar het bedrag van 800 gulden voor het ensemble suggereert dat het een aanzienlijke investering betrof met mogelijk een statusverhogende functie.Voetnoot7
Reconstructie van het ensemble
Waar hingen de vier schilderijen op Huis Driemond? De reconstructie van hun opstelling is complex en moet worden gebaseerd op zowel stilistische als bouwkundige argumenten. Voor de stilistische analyse bekijken we eerst de schilderijen. Het ensemble omvat vier doeken, die gezamenlijk een gevarieerd decoratief programma vormen. Het smalle doek Landschap met vogels, Huis Driemond in de achtergrond toont een zwaan aan de waterkant, rechts geflankeerd door een fragment van een architectonisch element, met Huis Driemond op de achtergrond (afb. 2).Voetnoot8 Het brede doek Landschap met vogels verbeeldt een landschap met onder meer kuikens, kippen, een pauw en een flamingo, en rechts enkele stenen sokkels (afb. 4, rechts). Het tweede smalle doek Bebost landschap met vogels en een blaffende hond herhaalt de zwaan, nu vergezeld door een blaffende hond, terwijl op de achtergrond een bospad met een man en een vrouw zichtbaar is. Links opnieuw een fragment van een architectonisch element dat spiegelbeeldig is aan dat van het eerste smalle doek (afb. 4, tweede van links). Het ensemble wordt afgesloten door Portret van drie kinderen, waarop drie kinderen zijn afgebeeld in een landschap, omringd door honden en jachtattributen (afb. 1).
Volgens Rikken hing het ensemble in een zijkamer op de begane grond. Waarschijnlijk was dit de ‘daagse kamer’ (afb. 3, nr. 3).Voetnoot9 De twee smalle doeken hingen dan aan weerszijden van de schoorsteen en het breedste besloeg een andere muur, terwijl het vierde schilderij, Portret van drie kinderen, volgens Rikken mogelijk boven de schoorsteen was geplaatst. Dit lijkt echter niet aannemelijk, aangezien het 341,5 cm hoog is ─ en daarmee ook het hoogste van de vier.
Kijkend naar de bouwtekening van het huis en de manier waarop de voorstellingen op elkaar aansluiten, is de meest aannemelijke opstelling die hieronder is weergegeven (afb. 4 en 5). In deze volgorde lopen specifieke details, zoals de lucht en de bomen tussen het tweede en derde, en het derde en vierde doek, naadloos in elkaar over. Als we naar de doorlopende motieven kijken is het eerste doek van links moeilijker te plaatsen in het geheel. De lichtinval in beide smalle schilderijen is echter hetzelfde, wat suggereert dat ze voor dezelfde wand zijn gemaakt. Ook de kleuren van het eerste smalle doek en het breedste doek stemmen overeen; beide vertonen warme, lagezonlichttinten, consistent met de aanwezigheid van een raam aan die zijde. Hoewel door een combinatie van bouwkundige en stilistische aanwijzingen deze opstelling het meest voor de hand ligt, stuiten we ook op een probleem. De verbinding met de schilderijenkamer (afb. 3, nr. 6) moet ofwel dichtgemetseld zijn geweest, of het schilderij met de kinderportretten zou, als het de hier geschetste positie had, deels voor de deuropening gehangen moeten hebben.
Een alternatieve locatie is de benedenzaal (afb. 3, nr. 1). Voor het doek met de kinderportretten zou dit wat de ruimte betreft mogelijk zijn, maar de twee smallere doeken zouden niet naast de schouw passen. De beschikbare ruimte daar is slechts 123 en 164 cm, terwijl de schilderijen respectievelijk 188 en 209 cm breed zijn.Voetnoot10 Bovendien zouden de schilderijen ook hun compositorische doorloop verliezen. Daarom is de reconstructie in de daagse kamer, ondanks de doorgang naar de schilderijenkamer op de plattegrond, nog altijd het meest aannemelijk. Het is daarbij belangrijk te bedenken dat van Huis Driemond maar één plattegrond bekend is (afb. 3) en dat Adolf Visscher de derde eigenaar was: mogelijk was de kamerindeling gewijzigd tegen de tijd dat hij zijn decoratieve ensemble bestelde.
Datering
Het Huis Driemond-ensemble wordt in de literatuur doorgaans rond 1670 gedateerd.Voetnoot11 Op basis van informatie uit de doop-, trouw- en begraafregisters en de kleding van de geportretteerde kinderen kan deze datering echter worden verschoven naar ca. 1676-1678.Voetnoot12 Op het groepsportret zijn drie kinderen afgebeeld: Johannes (1668-1718), Anna Maria (1669-1750) en Elisabeth (geboren 1672). Elisabeth lijkt op het portret vier tot zes jaar oud te zijn. Een datering in de tweede helft van de jaren 1670 sluit ook beter aan bij de kleding en kapsels van de kinderen. De meisjes dragen strikken om de ruim gesneden mouwen van hun onderhemd, waardoor die enigszins opbollen. Hun rok is aan de voorkant wat korter, waaronder een onderrok van een andere kleur zichtbaar is. De halslijn is breed uitgesneden en heeft weinig uitbundige versieringen. De kostuums lijken sterk op de kleding van het meisje in het 1678 gedateerde Familieportret van Emanuel de Witte (afb. 6). Vergelijkbare kleding en haardracht komen ook voor in schilderijen van Pieter de Hooch uit dezelfde periode, zoals Musicerend gezelschap in een interieur uit 1674 (afb. 7) en Elegant gezelschap op een binnenplaats uit 1677. Aangezien de moeder van de kinderen tegen die tijd al was overleden, moet geconcludeerd worden dat vader Adolf Visscher de opdrachtgever voor het ensemble is geweest.
Toeschrijving
Sinds lange tijd wordt aangenomen dat Melchior d’Hondecoeter verantwoordelijk was voor de uitvoering van de vier schilderijen, een toeschrijving die stilistisch gedeeltelijk goed kan worden verdedigd.Voetnoot13 Kenmerkende motieven, zoals de hazen, kuikens, schildpadden, blaffende honden en jachtattributen, komen overeen met ander werk van zijn hand, zoals bijvoorbeeld Stilleven van jachtbuit met dode haas, everzwijn, patrijzen en jachtgereedschap (1668), Jachtbuit met dode haas, Jachtbuit bij een bordes (ca. 1678), Kraanvogel, pauw, kippen en eenden in een formele tuin en Vogels en een spaniël in een tuin.Voetnoot14
Dat d’Hondecoeter ook de kinderportretten heeft geschilderd, is minder evident. Hij staat voornamelijk bekend als vogel- en jachtschilder en er zijn geen op zichzelf staande portretten van zijn hand bekend. Van de portretten in zijn oeuvre, zoals Meisje met pauwen, wordt vaak verondersteld dat die het resultaat zijn van samenwerkingen met portretschilders, waarbij d’Hondecoeter verantwoordelijk was voor de fauna en het landschap.Voetnoot15 Voor de kinderportretten in Portret van drie kinderen ligt een toeschrijving aan Jan de Baen (1633-1702) daarom meer voor de hand, niet alleen vanwege zijn vermoedelijke aandeel in Meisje met pauwen, maar ook vanwege de stilistische overeenkomsten tussen zijn portretten en die in het Driemond-ensemble.
Een alternatieve toeschrijving van de portretten aan Jan Weenix (1641-1719) is eveneens geopperd. In een collectiecatalogus uit 1905 wordt zelfs het gehele Driemond-ensemble aan hem toegeschreven, al is de precieze onderbouwing daarvoor onbekend.Voetnoot16 De verwantschap tussen Weenix en d’Hondecoeter ─ zij waren neven en werkten beiden in het atelier van Jan Baptist Weenix (1621-1659) ─ maakt een dergelijke hypothese best begrijpelijk. Toch zijn er nauwelijks portretten van Weenix bekend van vóór 1680. Voor dat jaar concentreerde hij zich vooral op stillevens en jachtstukken, waardoor zijn betrokkenheid als portrettist bij schilderijen van d’Hondecoeter onwaarschijnlijk lijkt. Hoewel bepaalde stilistische kenmerken, zoals de weergave van de monden en kinnen, enige gelijkenis vertonen met zijn gesigneerde Groepsportret van drie kinderen uit 1707 (afb. 8), sluiten de schildertrant en het kleurgebruik van de kinderportretten nauwer aan bij de stijl van Jan de Baen. Vooral de modellering van de ogen en mond, de subtiele schaduwen onder de ogen en langs de neus en de zachte lichtval rond de wangen vertonen duidelijke overeenkomsten met aan De Baen toegeschreven kinderportretten, zoals Dubbelportret van Ida van Ittersum en haar zoon Ernst Hendrik van Ittersum, maar ook met zijn gesigneerde Portret van Agneta Graswinckel (1641-1727) uit 1678 (afb. 9).
Hoewel er geen direct bewijs bestaat voor een samenwerking tussen De Baen en d’Hondecoeter, is het aannemelijk dat de twee kunstenaars elkaar en elkaars werk kenden via hun Haagse netwerk. D’Hondecoeter werd in oktober 1659 lid van de Haagse Confrérie Pictura en bekleedde daar in 1662 het voorzitterschap. Hij verbleef in de stad tot 1663. In dezelfde periode woonde en werkte ook De Baen in Den Haag. Bovendien blijkt dat De Baen, hoewel hij voornamelijk in Den Haag werkzaam was, ook opdrachten aannam in Amsterdam, waar hij iemand machtigde om betalingen voor hem te innen.Voetnoot17 Het is daarom goed mogelijk dat D’Hondecoeter, die in de jaren 1670 in Amsterdam actief was, De Baen heeft gevraagd om de kinderportretten voor het Huis Driemond-ensemble te schilderen.
Slot
Het Huis Driemond-ensemble toont Melchior d’Hondecoeters karakteristieke dier- en jachtmotieven, maar de kinderportretten zijn niet van zijn hand. Veel waarschijnlijker is het dat die geschilderd zijn door Jan de Baen, die mogelijk vaker met d’Hondecoeter samenwerkte. Het ensemble kan op basis van genealogische gegevens en de kostuums ca. 1676-1678 gedateerd worden. De hier voorgestelde reconstructie van de plaatsing van de schilderijen in Huis Driemond suggereert een muurvullend ensemble dat vermoedelijk hing in de ‘daagse kamer’ op de begane grond.
Auteur
- Terug naar voetnoot 1 in de tekst
De literatuur identificeert Adolf Visscher en Anna Maria Pelt consequent als opdrachtgevers van het ensemble: G. Leonhardt, ‘Een Vingboonshuis geschilderd door Hondecoeter’, Amstelodamum 52 (1960), pp. 90-96; I.H. van Eeghen, ‘Christoffel Beudeker, suikerbakker en verzamelaar’, Amstelodamum 71 (1984), pp. 97-105; K. Ottenheym, Philips Vingboons (1607-1678), architect, Zutphen 1989, p. 62; C. Bertram en E.A. de Jong, Noord-Hollands arcadia. Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland, Alphen aan den Rijn 2005, pp. 83-84; M. Rikken, Melchior d’Hondecoeter, bird painter, Amsterdam 2008, pp. 31-32; G. van Oosterom, Boeren op de buitenplaats. De relatie tussen landbouw en buitenleven in het Amstellands Arcadië (1640-1840), Groningen 2022, p. 161.
- Terug naar voetnoot 2 in de tekst
Ottenheym 1989 (zie noot 1), p. 62; Bertram en de Jong 2005 (zie noot 1), pp. 83‑84.
- Terug naar voetnoot 3 in de tekst
P. en J. Vingboons, Afbeeldsels der voornaemste gebouwen uyt alle die Philips Vingboons geordineert heeft, Amsterdam 1648.
- Terug naar voetnoot 4 in de tekst
Ottenheym 1989 (zie noot 1), pp. 61-63.
- Terug naar voetnoot 5 in de tekst
Gemeente Amsterdam, Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam (toegangsnummer 5075), minuutakten nr. 5322-5343 (1681‑1723), akte nr. 5335 (1702‑1703), scanreeks 208.1.19.
- Terug naar voetnoot 6 in de tekst
Een chassinet is een beschilderd doek dat op een raamwerk werd gespannen en van achteren belicht.
- Terug naar voetnoot 7 in de tekst
Ottenheym 1989 (zie noot 1), pp. 61-63.
- Terug naar voetnoot 8 in de tekst
Het huis werd in 1960 als zodanig geïdentificeerd door Gustav Leonhardt, Leonhardt 1960 (zie noot 1), p. 90.
- Terug naar voetnoot 9 in de tekst
Rikken 2008 (zie noot 1), p. 32.
- Terug naar voetnoot 10 in de tekst
De genoemde afmetingen zijn berekend uit de plattegrond van Huis Driemond (1648) met gebruik van de historische Amsterdamse voet (28,31 cm). Aangezien de indeling van het huis later mogelijk is aangepast en de schaalmeting afrondingsfouten kan bevatten, zijn de getallen indicatief.
- Terug naar voetnoot 11 in de tekst
Ottenheym 1989 (zie noot 1), p. 62; Melchior d’Hondecoeter, Portret van drie kinderen in een landschap met jachtbuit, ca. 1670, München, Bayerische Staatsgemäldesammlungen, Alte Pinakothek. https://www.sammlung.pinakothek.de/de/artwork/Qlx2dJ0GXq (geraadpleegd 27-10-2025).
- Terug naar voetnoot 12 in de tekst
Adolf Visscher en Anna Maria Pelt, dochter van Hans Pelt (1600-1668) en Anna van Gansepoel (1607/1608-1664), gingen op 4 april 1664 in ondertrouw. Anna Maria overleed op 11 september 1673 en haar begrafenis werd geregistreerd in zowel de Nieuwe Kerk als de Engelse Kerk te Amsterdam. Het echtpaar kreeg zes kinderen, van wie drie de volwassen leeftijd bereikten. Hun eerste twee zonen, Flores (geboren 1665) en Flores (1667), overleden vermoedelijk net als Florus (1671) op jonge leeftijd, wat afgeleid kan worden uit de herhaling van de voornaam. Elisabeth leefde nog in 1702, zo blijkt uit de boedelinventaris uit dat jaar.
- Terug naar voetnoot 13 in de tekst
Leonhardt 1960 (zie noot 1), pp. 90‑96; Van Eeghen 1984 (zie noot 1), pp. 97‑105; Ottenheym 1989 (zie noot 1), p. 62; Bertram en De Jong 2005 (zie noot 1), pp. 83‑84; Rikken 2008 (zie noot 1), pp. 31‑32.
- Terug naar voetnoot 14 in de tekst
Melchior d’Hondecoeter, Vogels en een spaniël in een tuin, olieverf op doek, 127,5 x 152,2 cm, Londen, Buckingham Palace, inv.nr. 405354 (https://www.rct.uk/collection/405354/birds-and-a-spaniel-in-a-garden).
- Terug naar voetnoot 15 in de tekst
Melchior d’Hondecoeter en toegeschreven aan Jan de Baen, Meisje met pauwen (ook bekend als Fillette aux paons), olieverf op doek, 128 x 181,7 cm, Reims, Musée des Beaux-Arts. Zie P. Le Chanu, ‘Meisje met pauwen’, lemma in: Le guide. Chefs-d’œuvre du Musée des Beaux-Arts de Reims, Parijs 2017, pp. 48-49.
- Terug naar voetnoot 16 in de tekst
Katalog der Gemälde-Galerie im K. Schlosse zu Schleissheim, München 1905, p. 196, nr. 920.
- Terug naar voetnoot 17 in de tekst
NL-HaRKD-0380, archief Abraham Bredius, aantekening 12 januari 1674 (0380.17_0011_01_C01).